Godelieve Van Hemeldonck      03-06-2008

William Wood, een posthuum kind uit een welstellende familie uit Nottinghamshire, is reeds in 1815 te Antwerpen bedrijvig. Hij voert dan ruwe mechanische tulle in die hier gebleekt, geappreteerd en opgemaakt wordt. Bij het afwerken renderen zijn investeringen 100 tot 900 %. Zijn welstand uit zich in het verwerven van prestigieuse woningen, met een voorliefde voor Jan-Peter van Baurscheit II architecturen als het huidige Instituut Dames van de Christelijke Onderwijs, Lange Nieuwstraat en een huis Keizerstraat waarvan de voorzetgevel van Fortis op de Wapper de enige getuige is. Het huis Jodenstraat 7 wordt tot 1884 het financieel hoofdkwartier van de bedrijven Wood. Nadat in 1824 de gasverlichting voor zijn huis in de Twaalfmaandenstraat wordt afgewezen besluit hij een bedrijf op te richten te Borgerhout.

In 1824 koopt hij 12 ha aan de Herentalse vaart en Stenenbrug en richt er een textielveredelingsbedrijf op dat hij Le Phénix (Phoenix) noemt. Een jaar later installeert hij een eerste stoomwerktuig van 9 PK, het derde en het grootste in de provincie. Hij zal hier een chemische blekerij of Bertholienne oprichten, hoewel hij ook aan weidebleken doet. De vestiging breidt zich snel uit en wordt in 1834 voorzien van een 124 m diepe artesische put en een 60 meter hoge schouw, beide gebouwd door tijdelijk aangeworven Engelse werklieden. Hij ontpopt zich tot een hardwerkend, inventief en pragmatisch industrieel die zeer snel beslissingen neemt, meestal met succes. Hij heeft zowat 200 tot 300 werknemers in dienst en bovendien seizoensarbeiders op de bleekvelden. De sociale verhoudingen zijn patriarchaal doch goed met een eigen school, zangkoor, bibliotheek en sinds 1833 een maatschappij van onderlinge bijstand. Hij heeft het grootste stoomwerktuigenpark in de provincie. De installatie van een stoommachine van 36 PK in 1837 wordt vergezeld van een technische fiche die zowel de afmetingen, de materialen als het bestemming van de machine vermeldt. In 1859 koopt hij een locomobile dat een brandspuit blijkt te zijn. In 1861 bluste hij de brand van de Entrepôt Saint-Félix. De Kamer van Koophandel vereert hem met een zilveren pronkschaal die nog in familiebezit is.

Bij de planning van de fortengordel komt hij in aanvaring met het Ministerie van Oorlog, hij houdt “meetings”, een woord dat hij in het Nederlands introduceert. Hij spant een geding aan en wint het, hij moet slechts een bleekweide opofferen. William Wood I overlijdt in 1867, 76 jaar oud. Van zijn 22 kinderen zijn nog slechts zeven in leven. Hij wordt opgevolgd door zijn zonen William II en Benjamin die het bedrijf omzetten in een naamloze vennootschap. In 1914 neemt zijn kleinzoon Francis Wood het bestuur over, na de inval van het Duitse leger wordt de Phoenix verwoest en vier jaar later worden de gronden verkocht.

De industriële activiteit van de familie Wood zijn reeds vaker bestudeerd maar konden aangevuld worden door persoonlijke contacten met de nakomelingen. Door het herbestuderen van de documenten kon een overzicht van de ecologische problemen toegevoegd worden.
G.V.E. van Hemeldonck (°1933) volgde exacte wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven. Na de studie van de edelstenen en het juweel gaat de aandacht naar het zilverwerk wat in 1988 leidde tot een nieuwe visie op het Antwerps edelsmedenambacht, gevolgd in 2005 door “Het Grootwerk, Goud- en Zilversmeden vermeld te Antwerpen 13e-19e eeuw”, en in 2007 “Typologie van het Zilver en het Juweel”, beide uitgegeven op CD.

William Wood (1791-1867) en zonen, 100 jaar commerciële en industriële activiteiten te Antwerpen en Borgerhout