Gustaaf Asaert      07-04-2009

Een kwart eeuw geleden overleed te Tremelo op 23 januari 1986 Henry L.V. De Groote, 86 jaar oud. Geboren te Antwerpen in 1900 studeerde hij aan de Handelshogeschool van de Schildersstraat wat hem tot het beroep van boekhouder bracht. Hij ontpopte zich tot een bibliofiel met bijzondere belangstelling voor cijferboeken, oude boekhoudkundige traktaten en hun auteurs, oude handleidingen over maten en gewichten, muntevaluatieboekjes zoals er in het stadarchief in de privilegekamer heel wat voorhanden zijn.

Hij was ook een trouwe bezoeker van de leeszaal van de stadsbibliotheek en van het Plantijnse huis en publiceerde ook in De gulden Passer. Aanvankelijk ging zijn belangstelling uit naar de achttiende eeuw met als resultaat een gedegen biografie van Cornelius-Martinus Spanoghe 1758-1829, een te Doel geboren drukker, dichter Doelse Zwaan en politiek auteur.

De Groote was vermoedelijk na de oorlog, bij de nieuwe start lid geworden van het Genootschap. Op 7 februari 1951 kwam hij aan het woord met een lezing over Het onderwijs en de geestelijke stromingen te Antwerpen in de XVIIIde eeuw wat heeft geleid naar zijn bijdrage over dit onderwerp in ons eeuwboek van 1952. Een tweede lezing op 5 september 1951 handelde over Vrijmetselarij in Brabant in de XVIIIde eeuw.
Op 7 december 1955 sprak hij over Antwerpse Bethunisten. Ook toonde hij veel belangstelling voor de boekdrukkunst met bijdragen in ons eeuwboek betreffende de 19de eeuw De Antwerpsche boekdrukkunst van 1794 tot 1830, verschenen in 1964. Van bijzonder belang is ook zijn prosopografie van Antwerpse drukkers van de achttiende eeuw.

Het is vooral zijn werk over Antwerpse boekhoudkundigen en hun werk in de zestiende eeuw dat grote waarde heeft. Met groot gezag heeft hij dit braakliggend terrein bewerkt. Het resultaat waren diverse artikels in Scientiarum Historia en het Nationaal Biografisch Woordenboek. In 1971 verscheen in de Gulden Passer zijn De zestiende-eeuwse Nederlandse drukken over boekhouden en handelsrekenen hoofdzakelijk in betrekking met Antwerpen.

Een ander onderwerp betrof de Antwerpse schoolmeesters van de zestiende eeuw (onder meer de veelzijdige Michiel Coignet), wat natuurlijk aansloot bij het onderricht van de boekhouding. Het resultaat was zijn gedetailleerde prosopografische studie over de Antwerpse schoolmeesters van de zestiende eeuw.
Ook de zeeverzekering droeg zijn aandacht weg en resulteerde in een mooi boek De zeeassurantie te Antwerpen en te Brugge in de zestiende eeuw uitgegeven door de Marine Academie.
De redactie van de Maritieme geschiedenis der Nederlanden vroeg hem voor het hoofdstuk Zeeverzekering, opdracht die hij met de gekende acribie heeft verricht.

Ook heeft De Groote onderzoek verricht naar Antwerpse volksdichters en dito zangers uit de negentiende eeuw met neerslag in Vlaamse Stam.
Zijn uitvoerige nagelaten documentatie berust in het Felixarchief, fonds Nota’s van historici. In 1983 vertelde mijnheer De Groote mij, hij was dan al 83, dat hij documenten had verzameld over een papiermolen in Zwijndrecht. Ik had daar ook notities over en enige tijd later stelde hij mij voor zijn optekeningen te gebruiken voor een publicatie. Na zo vele jaren wens ik er op een eerbare wijze gebruik van te maken mits eerbiediging van het auteurschap van De Groote.

Ik geef u lezing van de tekst zoals die door De Groote is opgesteld. Vooraf deze toevoeging over de familie Begoden die ik vond bij ons medelid, mijn vriend en studiegenoot Fons Thijs in Vlaamse Stam onder de titel Nijverheids- en familiegeschiedenis. Het vijfde deeltje ging over De Antwerpse verversfamilie Begoden. In : Vlaamse Stam, jg 1968 , pp. 291-301, 357-365.

De eerste Begoden te Antwerpen aangetroffen was inderdaad een verver met name Philips en al in 1584 gevestigd in ‘t Leeuweken aan de Oudeleeuwenrui. De familie Begoden bleef in Antwerpen gevestigd en was bedrijvig in de zijdeververij.
Jacobus-Albertus Begoden kocht in 1739 kort voor zijn huwelijk met Anna Lucia Trachez aan de Ankerrui, een ververij en brouwerij, en liet die liet ombouwen tot één grote ververij. Ondanks het monopolie in 1753 aan de katoendrukkerij Van Beerenbroeck & Co te Dambrugge verleend begon hij circa 1760 ook met bedrukken van textiel. Dit liet Van Beerenbroeck niet gebeuren met als gevolg een proces tot voor de Raad van Brabant. Begoden koos eieren voor zijn geld en schakelde van textieldrukkerij over op de fabricatie van meubelpapier. Tot in de negentiende eeuw bleef de familie bedrijvig te Antwerpen in de zijdeweverij. Tot zo ver Thijs.

Wat de papiermolen betreft is er een afbeelding in de Verzameling kaarten en plans van het ARA van het jaar 1807. En nu De Groote aan het woord.
De papierfabriek Begoden te Zwijndrecht. Jacques-Albert Begoden en echtgenote Anna Lucia Trachez kochten op 7 augustus 1770 van Michiel Dullaert en Petrus Franciscus Vereecken een erf te Zwijndrecht tegen de Schelde, in St. Quintenschor, dus gelegen buiten de Scheldedijk, nu ter hoogte van Sint-Annastrand. Door het opspuiten van de Borgerweertpolder eind negentiende eeuw is er van het oorspronkelijke landschap niets overgebleven.

Voor hij tot die aankoop overging had Jacques Begoden de regering van de Oostenrijkse Nederlanden te Brussel om octrooi verzocht voor het oprichten van een fabriek van beschilderd papier dat hem bij decreet van landvoogd Karel van Lorreinen in 1767 was verleend en een tot het oprichten van een papiermolen dat de Geheime Raad hem op 22 juli 1769 toestond. Op de aangekochte grond bouwde hij een stenen windmolen tot vervaardiging van papier. Hij schafte zich een « boot ofte chaloupe » aan voor af- en aanvoer van uit Antwerpen van en naar de gezegde molen.
Jacques Albert Begoden was in 1760 aanvaard in de St.-Lucasgilde als « meester constdrucker in stoffen, cattoen, lynwaet en andere specien ». Hij kocht in 1764 de brouwerij « de Halfmane », gelegen aan de Ankerrui waar hij zijn fabriek van meubelpapier oprichtte.

Het echtpaar Begoden verkocht in 1773 fabriek en papiermolen aan zijn oudste zoon Albertus Jacobus Josephus Emanuel, Die zoon heeft geen goede zaken gedaan. Catharina Maria Moretus, geestelijke bejaarde dochter van de beroemde familie, had hem een rente toegestaan op voormelde eigendommen van 14000 gulden wisselgeld en bij vonnis werd bevestigd dat jonker Joannes Egidius Peeters, heer van Aartselaar, Kleidaal enz. van hen 12000 gl. wg. te vorderen had. Om uit zijn onhoudbare toestand te geraken trof hij met zijn schuldeisers een overeenkomst. Voornoemde juffrouw Catharina Maria Moretus en haar zuster Maria Theresia Mechtildis Moretus, ook geestelijke bejaarde dochter, voornoemde jonker Peeters, heer van Aartselaar, Ambrosius Judocus Veydt en cie en Norbertus Mettepenningen verklaarden een vennootschap op te richten die de fabricage van blauwsuikerpapier, meubelpapier en ander papier zou voortzetten. Aan deze vennootschap verkocht A.J. Begoden de gehele inrichting, molen en fabriek.

De vennootschap werd opgericht voor een duur van 24 jaren aanvang nemend op 10 juli 1779 en eindigend op 10 juli 1808. Zoals aangeduid in de akte fabriceerde men aan de Ankerrui blauwsuikerpapier-, meubelpapier en andere papieren en karton. Blauwsuikerpapier diende om de suikerbroden in te wikkelen.
Na de inval van de Fransen was de fabriek niet meer in werking. In de telling van het jaar IV (1796) staat het eigendom aan de Ankerrui (Aardendijk) bekend als eigendom van « la compagnie de Norbert Mettepenningen étant une compagnie de papier de sucre (sic) . omstreeks 1800 woonde er Albertus Jacobus Begoden met zijn gezin. Hij was « ci-devant fabrikant de papier ».

De laatste vermelding over de fabriek van de Ankerrui verschaft ons het « Almanach du Département des Deux-Nèthes » van 1807, opgesteld door Louis Antoine Charles Le Poittevin de la Croix die het heeft over een papiermolen. Vandaag, zegt hij, is er in het departement der Twee Neten geen enkele papiermolen meer, men heeft verscheidene pogingen aangewend om er een op te richten, maar tevergeefs. Aan de overzijde van de Schelde, nabij het Vlaams Hoofd, bemerkt men nog een molen die daartoe diende, en aan de Ankerrui Sectie 2 n° 79 is er nog een huis waar een papierfabriek gevestigd was; de uitrusting bestaat nog grotendeels. Tot zover Le Poittevin.

Om het met een beroemde kok te zeggen: wat hebben we vandaag geleerd?
Er was vóór de Franse tijd een papiermolen op linkeroever.
Er was een fabriek aan de Ankerrui.
De verbinding gebeurde met een sloep over de Schelde en via Brouwersvliet, Oudeleeuwenrui naar de Ankerrui.
Onder meer waren de families Begoden en Moretus betrokken partij.
De bundel met onderzoeksnota's over de papiermolen werd door de spreker overgemaakt aan het Felixarchief en is daar nu te vinden: Zie https://felixarchief.antwerpen.be/archievenoverzicht/79363

De papiermolen van linkeroever. Een hommage aan Henry L.V. De Groote