Christel Van Damme      07-06-2011

Lang voor de Antwerpse stadshistoricus Floris Prims zich op de historiografie ging toeleggen, was hij als sociaal geëngageerde priester sinds december 1912 werkzaam op het 'Algemeen Secretariaat der Katholieke Beroepsvereniging' van de Dominicaanse pater Rutten in Gent.
Via de uitbouw van een christelijke vakvereniging wilde Rutten de arbeidsvoorwaarden van de katholieke arbeiders verbeteren. Daarin werd hij, met steun van Mercier, bijgestaan door tal van jonge priesters zoals Prims. Streefdoel was "volledige volksverheffing": op cultureel vlak door middel van literatuur, toneel, volkskunde en geschiedenis, op sociaal vlak door de verbetering van de levensomstandigheden. Hiertoe had de christelijke vakbeweging volgens Prims een goed georganiseerde documentatiedienst nodig. Nog hetzelfde jaar richtte hij in Brussel het Instituut voor Belgische Katholieke Documentatie op, en werd er bestuurder van.

Kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, in september 1914, werd Prims dan in Engeland ingezet als aalmoezenier van de Belgische vluchtelingen. Hij richtte er in Londen het tweetalige weekblad De Stem uit België op. Het blad had als opzet de contacten tussen de Belgische vluchtelingen onderling en met hun familieleden in België en Frankrijk in stand te houden.

Na verloop van tijd kregen de artikels in De Stem een steeds meer uitgesproken klerikaal en Vlaams karakter, wat het blad deed uitgroeien tot de spreekbuis van de Vlaamse katholieke geestelijkheid. Onder invloed van medewerkers zoals de Vlaamsgezinde pater Jules Callewaert zou De Stem echter steeds scherpere standpunten innemen. Naarmate de oorlog aansleepte, pleitten de redacteurs voor vrede door onderhandelingen met de vijand en veroordeelden ze in tal van bijdragen het militarisme dat bij de Belgische nationalisten leefde. Sommige van hen, zoals Prims, Callewaert en Alfons Van de Perre, lieten in het blad ook steeds vaker hun afkeer van de Belgische regering in ballingschap in Frankrijk blijken, ondanks de tegenkanting van pater Rutten en zelfs kardinaal Mercier.

Een voordracht van Frans van Cauwelaert in Londen, waarop Prims had nagelaten Rutten uit te nodigen, zou de spreekwoordelijke druppel vormen. Het voorval zorgde voor een hevige ruzie tussen Prims en Rutten, die via brieven, al dan niet aan tussenpersonen als Van Cauwelaert en Monseigneur De Wachter gestuurd, werd uitgevochten. Rutten verweet Prims loslippigheid over thema's die hij met de priester in vertrouwen had besproken, zoals de wenselijkheid van Vlaams hoger onderwijs, en de vernederlandsing van de universiteit van Gent in het bijzonder, met medewerking van de Duitse bezetter. Maar vooral zijn gesprekken met Prims over de houding van Rome in het gewapend conflict baarden Rutten zorgen. Ook wilde hij dat Prims ermee ophield, in De Stem over de Vlaamse kwestie te pennentwisten. Na de oorlog wilde hij immers zijn maatschappelijk werk kunnen verderzetten, en daartoe had hij ook Waalse werklieden nodig.

Prims rechtvaardigde zich in zijn antwoorden, en verweet Rutten geen eenduidig standpunt tégen het militarisme in te nemen. Diens houding ten aanzien van het oorlogsgebeuren kon de Kerk na de oorlog wel eens kwalijk worden genomen, zo vreesde Prims. Uiteindelijk zou de priester inbinden: na 27 oktober 1916 kwam het thema van de vernederlandsing van de universiteit van Gent in De Stem niet meer ter sprake. Uit de onuitgegeven licentiaatsverhandeling van Ann Callens over de rol van De Stem uit België in de Vlaamse emigrantenpers tijdens de Eerste Wereldoorlog blijkt dat dit alles te maken had met de koppige houding van Rutten. Die weigerde immers om Prims nog langer bij hem te laten inwonen als die niet schriftelijk beloofde de polemiek te staken "conformément au désir du gouvernement que l'Episcopat belge approuve certainement".

Nog volgens Callens maande Monseigneur De Wachter in dit conflict Prims voortdurend aan tot voorzichtigheid. Hij vreesde dat Rutten en diens vrienden van de Franstalige pers wel eens gehoor bij Mercier konden vinden, wat tot een ingrijpen tegen Prims kon leiden.
Na de oorlog, bij zijn terugkeer naar België in 1919, trad Prims opnieuw in dienst op Ruttens secretariaat en leken de misverstanden tussen beiden van de baan. Of was dit slechts schone schijn? Prims werd in oktober 1920 immers overgeplaatst naar Antwerpen, naar het secretariaat van de Federatie der Studiekringen. De priester zette zich als vanouds in voor de arbeidersproblematiek en voor de uitbouw van de christelijke vakbeweging. Dat deed hij onder meer door het schrijven van artikels en het geven van lezingen over de vakbeweging. Tot hij in 1925 plots tot 'Stadsarchivaris buiten kader' werd benoemd…

Bibliografie
- Christel Van Damme, Kan. Floris Prims, geschiedschrijver voor stad, volk en geloof. Biografie van een sociaal-religieus geëngageerd historicus, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Antwerpen, Antwerpen, 2008.

De Eerste Wereldoorlog en De Stem uit België