Tom Rommens      02-06-2015

Deze voordracht handelt over de activiteiten van de Oostendse Compagnie na 1731. Die organisatie was opgericht onder de auspiciën van de Oostenrijkse Keizer Karel VI en had haar hoofdzetel in Antwerpen. Ze werd opgericht op 19 december 1722, maar internationale druk, voornamelijk van de Republiek, maakte dat de Compagnie haar activiteiten definitief moest opschorten in 1731. Nochtans duurde het tot 1777 alvorens de maatschappij ook definitief vereffend werd. Huidig onderzoek richt zich voornamelijk op de actieve periode 1722 - 1731, maar de periode na 1731 werd amper bestudeerd. Geen enkele poging werd ondernomen om een verklaring te vinden waarom een compagnie zonder (legale) activiteiten, maar wel met werkingskapitaal, nog 46 jaar lang bleef bestaan.

Deze voordracht wil wél enig licht werpen op deze problematiek. Het resultaat van een jaar intensief archiefonderzoek brengt het verhaal van hoe een kleine kern van ondernemers de organisatie gaande en de droom levend hield waarbij er een intense vervlechting was tussen topburgerij en adel, waaronder figuren zoals Mc Neny, Calenberg en, merkwaardig, ridders van het Gulden Vlies. Deze high society club gebruikte heel wat middelen om hun doel – de heropstart van de compagnie – dichterbij te brengen. Ze gebruikten hun netwerk om invloed te kunnen uitoefenen op de hoogste echelons van de macht. Met een relatief gering kapitaal werd, toen het duidelijk werd dat een echte heropstart er niet ging komen, overgegaan tot nog relatief winstgevende investeringen in andere maatschappijen tot in 1774 de definitieve zwanengang werd ingezet.
I.D.

Waarom de Oostendse Compagnie zo lang bleef bestaan. Het verhaal van vastbesloten Zuid-Nederlandse ondernemers in achttiende-eeuws Antwerpen