Wilma Van Giersbergen      04-06-2019

Tussen 1820 en 1830 bezochten maar liefst negen Rotterdamse jongens de Academie van Schone Kunsten in Antwerpen, een opmerkelijk groot aantal. Van hen werden Jan Hendrik van de Laar en Simon Opzoomer belangrijke historieschilders in Nederland. In de lezing wordt aan de hand van historieschilderwerken de invloed getoond van de Antwerpse academieleraren, de historieschilders Matthijs van Bree, Gustaf Wappers en Nicaise de Keyser op Van de Laar en Opzoomer.

De Antwerpse academie was sinds 1815, na de samenvoeging van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, onder directe invloed van de cultuurpolitiek van koning Willem I komen te staan. Om zijn eenheidspolitiek te laten slagen, was het van belang de zestiende eeuw (Gouden Eeuw voor Vlaanderen) en de zeventiende eeuw (Gouden Eeuw voor Nederland) te laten herleven. Een gedeeld verleden verhoogde het nationale bewustzijn en daarmee de onderlinge verbondenheid en de vaderlandsliefde van een volk, zo was de gedachte. Historische gebeurtenissen, waarbij grote overwinningen waren behaald en die geleid hadden tot de onafhankelijkheid, zoals de Guldensporenslag en de Tachtigjarige Oorlog, waren bij uitstek geschikt om die nationale herinneringscultuur te creëren. Het waren met name de academieleraren Matthijs van Bree, Gustaf Wappers en Nicaise de Keyser die tussen 1815 en 1850 deze ideologie trachtten te verwezenlijken. Als aanhangers van de Vlaamse barok zochten zij aansluiting bij de geschiedenis van het eigen vaderland. De historieschilderkunst was daarbij een adequaat instrument. Het werd het belangrijkste vak op de academie.

Jan Hendrik van de Laar en Simon Opzoomer werden eind jaren twintig student aan de Antwerpse academie, op het moment dat de Vlaamse gewesten voor hun onafhankelijkheid streden. Zij zullen via hun leraren en medestudenten de vrijheidsgeest zeker hebben meegekregen. De onafhankelijkheid die België in 1830 uitriep, maakte echter een einde aan de schilderstudie van de Rotterdammers en tot hun grote teleurstelling moesten zij gedwongen terugkeren naar de Maasstad. Door de scheuring moesten België en Nederland hun identiteit opnieuw uitvinden. Daarbij bleef de historieschilderkunst op de academie leidraad. Gustaf Wappers en Nicaise de Keyser stonden voor de taak het nog jonge België te helpen zijn identiteit te verstevigen.

Hoewel Jan Hendrik van de Laar en Simon Opzoomer gedoemd waren tot Rotterdam, bleven ze lonken naar het cultureel rijkere Antwerpen. Nadat Nederland in 1839 de onafhankelijkheid had erkend, besloot Opzoomer zich definitief in België te vestigen. Ook Van de Laar ging toen naar Antwerpen met de bedoeling er te blijven, maar hij moest wegens privéomstandigheden al na enkele jaren terugkeren naar Rotterdam. Wel onderhield hij zijn leven lang contacten met de meest prominente Vlaamse historieschilders, zoals Gustaf Wappers, Nicaise de Keyser, Henri Leys, Ferdinand de Braekeleer en Jos Dijckmans, zo blijkt uit zijn correspondentie en een fotoalbum dat zo’n zestig portretfoto’s bevat, waarvan vijftien van Vlaamse kunstschilders. Wellicht had Van de Laar een meer succesvol historieschilder kunnen zijn, als hij de kans had gehad in de Scheldestad te kunnen blijven wonen.

De uitstraling van de Antwerpse kunstacademie op de Rotterdamse historieschilders van 1830