Alfred Michiels      04-12-2007

De betrouwbare bronnen over het vroegste Antwerpen zijn zeer schaars:
1. De Vita Eligii van begin 8ste eeuw verhaalt over de pogingen van Eligius tot bekering van de Andouerpenses of Andouerpi “Antwerpenaars”.
2. De Merowingische munt uit de 7de – 8ste eeuw bevat de plaatsnaam And(u)erpus .
3. De Annales Fuldenses vermelden de verwoesting van Andwerpam civitatem door de Noormannen in 836.
4. In de 10de eeuw zijn er twee anecdotische vermeldingen van de plaats Antwerpen: in vico Annuerpis (941) en Andouerpis castro (980).

De grondige en volledige taalkundige en stilistische ontleding van de in het Latijn geschreven Vita Eligii, de eerste maal sinds de Antwerpse Humanist Petrus Divaeus dit gedaan had in de 16de eeuw, bevestigt de conclusies van deze laatste: de auteur van de vita spreekt enkel over Antwerpenaars als volksgroep, niet over een stad Antwerpen. Uit de kritische studie van de Vita Eligii, de Vitae Amandi en de door vele historici betwiste Echternachteksten, moet worden geconcludeerd dat noch Eligius, noch Amandus ooit een stad Antwerpen hebben bezocht op de rechter Scheldeoever, en de Echternachteksten hadden vóór de interpolaties van de naam Antwerpen uitsluitend betrekking op plaatsen in de nabijere omgeving van Echternach zelf. Overigens is het Chanalaus van Amandus eerder te situeren aan de Boven-Schelde en taalkundig te vergelijken met Chenereilles (dep. Haute-Loire), in 1296 Chanalelas. Bisschop Eligius wilde enkel de heidense volkeren binnen zijn bisdom Noyon-Doornik bezoeken: de Vlamingen, de Antwerpenaars in het huidige Oost-Vlaanderen, de Friezen, de Zeeuwen, de kustvolkeren.

Alle Germaanse verklaringen van de naam Antwerpen dienen te worden afgewezen om verschillende redenen:
- Zij verklaren niet de versteende naamvalsuitgang –is in de literaire bronnen en de naamvalsuitgang –us op de munt.
- De ou in de oudste schrijfwijze Andouerpis geeft in middeleeuwse geschriften nooit een Germaanse w weer, maar enkel de oude Latijnse u.
- De vooropgestelde betekenissen komen niet in aanmerking voor de naam van een volk.
- De laatst gegeven betekenis van “tegenworp” is nietszeggend en alleenstaand in het Germaanse taalgebied.

Na vergelijking van de namen Andouerpenses, Andouerpi, Anduerpus en Andouerpis met namen in het ganse Gallo-Romeins taalgebied, komen we tot de conclusie dat de versteende ablatiefuitgang –is van de stadsnaam Andouerpis (Antwerpen), behoort tot de reeks stedennamen die ontstonden uit de volgende cluster: de naam van een Keltische nederzetting + de naam van de stam in wiens gebied deze lag. Op identieke wijze ontstonden volgende namen:
- Parisii -> Lutetia in Paris-is > Parisis > Paris
- Ambiani -> Samarobriva in Ambian-is > Ammianis > Amiens
- Remi -> Durocortorum in Rem-is > Remis > Reims
- Atrebates -> Nemetocenna in Atrebat-is > Atrebatis > Arras
- *Anduaeripi -> *… in Anduaerip-is > Anduerpis (Latijnse u)/Andouerpis (Romaanse ou) > Anvers

De –us uitgang op de munt bevestigt deze interpretatie: deze “Merovingische” accusatief verschijnt enkel op munten van een oude Keltische hoofdplaats die de naam van het volk draagt. Germanist M.Gysseling vermeldt deze Merovingische accusatief op munten aangaande Parisius/Paris, Meldus/Méaux, enz. als verwijzing naar een volksnaam, maar vergeet bij het vermelden van de munt Anderpus dat dit ook hierop van toepassing is:
- Parisii Paris op munten: Parisius
- Remi Reims op munten: Remus
- Treveri Trier op munten: Treverus
- Anduerpi Antwerpen op munten: And(u)erpus

Anduerpi/Andouerpi is dus de naam van een Keltische volksstam die zijn naam gaf aan zijn hoofdstad, Anduerpis/Andouerpis. Andouerpenses (verbogen volgens de derde Latijnse verbuiging) komt van Andouesripenses, waarbij andoues de in het Chanson de Roland geattesteerde Romaanse vorm is van het laat-Latijnse ambaeduae (vrouwelijke vorm van het samengestelde woord amboduo “beide”), ripenses betekent “oeverbewoners”. Andouerpi (verbogen volgens de tweede Latijnse verbuiging) komt van *anduaeripi < *ambaeduaeripi. Andouerpenses en Andouerpi betekenen “De bewoners van beide oevers”. Dit was een Latijnse aanpassing/vertaling van een Keltisch Ambidouesreipi, met bijna identieke betekenis.

Hiermee vervoegt deze naam een lijst van Keltische volksnamen die bewoners van een gebied rond beide oevers van een rivier of water aanduidden: Ambarri (Arrar, d.i. de Saône), Ambisontes (Isonta), Ambidravi (Drava), Ambilicii (Lessach), Ambiani (rivier, d.i.de Somme), Ambivareti (moeras), Ambibarii, Ambiliati, Sequani (Seine),... In al deze namen betekent “aan beide zijden van” niet letterlijk “wonend aan het water op beide oevers”, maar “wonend in een (groot) gebied aan beide zijden” van een rivier. De Antwerpenaars woonden dus ook langs de linkerzijde van de Schelde. Eligius moest zijn bisdom daarom niet verlaten (Schelde oversteken) om de Antwerpenaars te bezoeken.

De naam Antwerpen evolueert vanuit het Keltisch over de verlatijnste vorm rechtstreeks naar het Franse Anvers: *Ambidouesreipi , Kelt. Volksnaam, verlatijnst tot *ámbaedúaerípi : 3 klemtonen, want samenstelling van 3 woorden > *Andúaerípi : ambae en duae trekken samen tot andúae.
> *Anduaéripis : de naam van de stad in versteende ablatief wordt nu als één woord aangevoeld, waardoor de klemtoon verspringt naar de derde laatste lettergreep, proparoxytoon genoemd.
>*Anduaérpis : syncope van de onbeklemtoonde i tussen r en p in voorlaatste lettergreep.
> Anduérpis : overgang van ae naar e (And(u)erpus op munt).
> Andouérpis : jongere schrijfwijze met Romaanse ou.
> Annuérpis in 941 (assimilatie van d aan n) > Annuuérs in 1194 = Anwérs > Anvers.

De Germaanse evolutie vertrekt van het stadium Andouérpis (4de – 8ste eeuw?).
> *ándwerps na Germaanse verschuiving van de klemtoon naar de eerste lettergreep.
> ándwerpa vóór 836, cfr. Annales Fuldenses
> Antwerpa vóór 1031 > Antwerpen.
Mogelijk bewoningsgebied van de Anduerpi was de ongewoon uitgestrekte “vrijheid” van de latere middeleeuwse stad (de “libertas castrensis operis” of “Vrijheid van den borchwerke”), waarover Prims zich reeds afvroeg waarom deze een deel van het graafschap Vlaanderen omvatte (loopt langs de Demer, Aarschot, Wespelaar, Werchter, Berg, Ternat, Coninx-bossche tussen Erondegem en Aalst, Ledeberg op de Schelde , naar Zeeuws-Vlaanderen, Ridinxvliete en verder Hontemuiden (Saaftingen).

Hetzelfde gebied wordt omschreven door een blinde Romeinse civitas, grenzend aan dezen van de Ambiani, Remi en Tungri, samengesteld volgens de techniek van de polygonen van Thyssen.
Volgens de Romeinse schrijvers Plinius (1ste eeuw aangaande linkeroevergebied) en Ammianus Marcellinus (4de eeuw aangaande Kempen) woonden in datzelfde gebied de Texuandri of Toxandri. Aangezien Plinius zegt dat de Texuandri woonden in Belgica vanaf de Schelde tot het grondgebied van de Ambiani (dat begon aan de Leie), en verschillende namen droegen, is het mogelijk dat de Anduerpi en Texuandri hetzelfde volk waren, waarbij Texuandri een verzamelnaam was, of waarbij het twee bijnamen waren van hetzelfde volk. Anduerpi zou het aspect woonplaats benadrukken (beide oevers), en Texuandri het aspect magische binding met hun totemdier de das. Texuandri betekent “de dassen van de onderwereld” (waarvan de gangen tot in de onderwereld reikten) < *Taxoanderi ( Tasgos, Taxos “das” + anderos “van de onderwereld”).

De Anduerpi of Texuandrigaven, wellicht in de derde eeuw zoals de meeste stadsnamen die op dezelfde wijze ontstonden, hun naam aan de hoofdstad van hun gebied, Anduerpis. Deze plaats droeg waarschijnlijk tot dan een ons nog onbekende Keltische naam (…in Anduerpis). Mogelijk speelde deze plaats een rol in het laat-Romeinse verdedigingssysteem tegen de opdringerige Germanen, nadat de Romeinen de bestaande Keltische nederzetting hadden omgevormd tot een Romeins castrum. Het is absoluut niet zeker, en zelfs onwaarschijnlijk, dat de door de archeologen beetje bij beetje opgegraven kleine Gallo-Romeinse agglomeratie rond het huidige Steen en de stadsparking, behoorde tot de nederzetting Anduerpis.

De opgegraven Gallo-Romeinse site werd eind 3de eeuw verlaten. Archeologisch bewijsmateriaal voor continuïteit van bewoning op die plaats, van de Romeinse tijd tot de negende eeuw, ontbreekt volledig. De bronnen verhalen dat een niet onbelangrijke nederzetting (civitas) met de naam Andwerpa in 836 door de Noormannenwerd in brand gestoken. Dit betekent dat deze nederzetting reeds moet bestaan hebben in de tijd waarvan in het huidige stadscentrum geen bewoningssporen werden achtergelaten. Waarom bleef de plaatsnaam Antwerpen dan voortleven gedurende die duistere periode van de 3de tot de 9de eeuw? De verklaring ligt voor de hand: de Romeinse versterking, die de naam Anduerpis droeg en als versterking door de Merowingers werd overgenomen om tenslotte door de Noormannen verwoest te worden, bevond zich op een plaats buiten de huidige stad Antwerpen.

Antwerpen is dus tweemaal ontstaan. Het eerste Antwerpen werd verwoest door de Noormannen en daarna heropgebouwd op een andere plaats, namelijk de huidige, waar zich toevallig reeds vroeger in de Romeinse tijd een kleine bewoningskern had bevonden. Dit is dus de verklaring die archeologie en geschreven bronnen verzoent. Waar het eerste Antwerpen lag moet nog ontdekt worden.

Dit onderzoek werd uitgebreid behandeld in het boek Andouerpis - Antwerpen. Nieuwe zoektocht naar de betekenis van de naam Antwerpen en de vroegste geschiedenis van de Antwerpenaars, Rumst, 2007.

Anduerpi, Antwerpenaars, een Keltische stam. Nieuwe inzichten na vernieuwd bronnenonderzoek