Thomas Verbruggen      05-11-2019

In de Hoveniersstraat, in het midden van de Antwerpse diamantwijk, staat een neo-Romaans gebouw uit het begin van de twintigste eeuw nogal onwennig tussen de naoorlogse grijze kantoorgebouwen, winkels en ateliers. Het staat bekend als de synagoge van de Portugese ritus. Deze benaming doet vele Antwerpse historici terugdenken aan de Sefardische diaspora die vanuit het Iberisch schiereiland tijdens de vroegmoderne periode naar de rijke handelsstad afzakten. Hoewel de oorsprong van de gemeenschap die de bouw van de synagoge financierde eveneens terug te brengen is tot Spanje en Portugal, was hun aanwezigheid in Antwerpen nog pril. Uit de lokale vreemdelingendossiers van de leden van de gemeenschap blijkt namelijk dat de overgrote meerderheid tussen 1880 en 1910 vanuit Istanbul naar Antwerpen gemigreerd was. De stad aan de Bosporus was toen reeds een diverse samenleving waar verschillende geloofsgemeenschappen samenleefden. Toen aan het einde van de vijftiende eeuw joden in grote getalen uit het Iberisch schiereiland vluchtten, koos een aanzienlijk deel het Ottomaanse rijk als bestemming waar ze zonder al te grote problemen ontvangen werden, de zogenaamde Oost-Sefardische diaspora. Toen het rijk echter gedurende de negentiende eeuw in een lange politieke en economische crises verkeerde, besloot een steeds groter aandeel van de joodse bevolking andere oorden op te zoeken. In de jaren 1880 kwamen zo een aantal Oost-Sefardische van diamanthandelaars in Antwerpen terecht, net op het moment dat de diamantindustrie en –handel in de havenstad een heropleving kende. Antwerpen werd hun uitvalsbasis om handel te drijven met onder meer Brits Indië en een aantal onder hen wist een prominente rol op te nemen binnen de internationale diamanthandel. De Oost-Sefardische gemeenschap groeide relatief snel aan tot enkele honderden leden en vormde zo een kleine minderheid binnen de Antwerpse samenleving.

Waar tot nog toe vooral dichte migratiecircuits en grote diasporagemeenschappen de aandacht trokken van onderzoekers, blijkt uit recente studies dat zowel in een recent als verder verleden veel internationale migratie buiten zulke migratiesystemen plaatsvond. De zogenaamde stedelijke superdiversiteit waar in hedendaagse debatten rondom migratie en integratie vaak naar verwezen wordt, is hier een resultaat van. Binnen dit onderzoek staat de vraag centraal hoe groepen als de Oost Sefardim in Antwerpen omgingen met hun minderheidspositie binnen de stad over een relatief lange periode.

Uit de resultaten blijkt hoe tussen 1880 en 1939 een hechtte gemeenschap van diamanthandelaars transformeerde in een meer diverse groep door de aankomst van minder bedeelde Oost Sefardim vanaf de jaren 1900 en het vertrek van enkele diamanthandelaars tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daarnaast evolueerde ook hun zelfbeeld en identificatie door de overheid sterk door deze oorlog. De uitgesproken Ottomaanse identiteit die zich onder meer uitte door de oprichting van Ottomaanse verenigingen en gulle donaties aan het Ottomaanse rode kruis, verdween door de opkomst van het Turks nationalisme en de aansluiting van het rijk bij de Centrale Mogendheden tijdens de oorlog. Een complexe onderhandelingsproces met verschillende overheden resulteerde zelfs in een vluchtelingenstatuut. Gedurende de hele onderzoeksperiode bleven de leden van de gemeenschap wel duidelijk verwijzen naar hun Oost-Sefardische herkomst, benadrukten ze de verschillen met de Asjkenazische gemeenschappen in Antwerpen en refereerden ze nooit naar gelijkenissen met de West-Sefardische diaspora in de omliggende steden. Tenslotte valt ook op dat de leden van de gemeenschap bij conflicten steeds konden rekenen op een brede groep inwoners uit de buurt. Hun uitgesproken Oost-Sefardische identiteit stond duidelijk een goede relatie met de andere inwoners van de stad niet in de weg.

De Oost-Sefardische gemeenschap in Antwerpen (1880-1939)