De Antwerpse prior en genealoog Christophorus Butkens werd aan het einde van de jaren 1620 ineens erg berucht onder geleerden in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. Een van zijn geschiedkundige werken bleek deels gefundeerd te zijn op vervalste documenten. Beschuldigingen van fraude maakten hem weinig populair onder zijn collega’s, en de deuk in zijn blazoen blijft tot op heden bestaan.
Wie Butkens’ verwezenlijkingen reduceert tot die ongelukkige zaak aan het begin van zijn carrière, loopt het risico zijn andere werk uit het oog te verliezen. Butkens’ oeuvre is dan ook minder bekend dan dat van verschillende van zijn correspondenten en tijdgenoten met dezelfde interesses. Zijn intellectuele output is echter van grote waarde voor de historiografie van Brabant. Daarom krijgt deze Antwerpse geleerde hernieuwde aandacht.